ua-187811294-1

Fiets of wandelvakantie door het mooie Drenthe

Previous slide
Next slide

Fiets of wandelvakantie Drenthe

Drenthe, Geniet met een fiets- of wandelvakantie van dit landschap vol historie, unieke flora en fauna, bossen, hunebedden, beekdalen en uitgestrekte heidevelden. Het Drentse landschap werkt hard aan het instandhouden van de combinatie natuur en cultuurhistorie. Een extra reden om een kijkje te komen nemen met een fiets- of wandelvakantie door de prachtige natuurgebieden. Begin van de 21e eeuw heeft het Drentse Landschap geschreven over de ontwikkelingen in Noord
Drenthe en de belangrijkste natuurgebieden. In de 20e is er lange tijd te weinig aandacht voor geweest maar in de jaren tachtig begon het besef te groeien dat de invloed van de mens te groot was geweest waardoor natuur verdween. Onderstaande gebieden werden weer naar natuurgebied omgevormd.

Kampsheide en Gasterse Duinen

Kampsheide is het eerste natuurgebied dat het Drentse Landschap kocht, en nog steeds één van de mooiste. Als karakteristieke elementen van het oude Drentse landschap zijn er terug te vinden: hunebed, esdorp en heideveld. Een stukje noordelijker liggen de Gasterse duinen. Hier loopt een bundel karrensporen uit vroeger eeuwen van wel driehonderd meter breed.

Cultuurhistorische waarde
In geen enkel ander gebied zijn zoveel zichtbare sporen van vroegere beschavingen als in Kampsheide. Het natuurgebied is dan ook vooral bekend om zijn belangrijke cultuurhistorische waarde. Er zijn bijvoorbeeld nog zo’n vijftig grafheuvels te vinden uit de bronstijd. Dit waren er ooit honderdvijftig. De doden werden in die tijd verbrand op een brandstapel, waarna de as afgedekt werd met een heuvel van
plaggen. De grafheuvels die zo ontstonden, heten ook wel de ‘brandbergen’. Op het heideterrein van Kampsheide ligt een uitgestrekt grafveld dat ongeveer 2900 jaar voor Christus in gebruik werd genomen. Uit oude kaarten blijkt dat dit veld ooit nog veel groter was, maar een groot stuk is verdwenen bij de ontginning van de hei in de negentiende eeuw. Ook het Tumulibosch is meer dan zomaar een bos. Het is een grafheuvel – tumulus betekent grafheuvel – die later is overgroeid met bomen.

Hunebedden
Even ten noorden van Kampsheide ligt een hunebed, Vlakbij zijn nederzettingen en graven uit de Romeinse tijd gevonden. De sporen hiervan zijn afgedekt met grond en niet zichtbaar voor bezoekers. Hunebedden zijn imposante bouwsels van zulke grote stenen dat het onmogelijk lijkt dat ze door mensenhanden gebouwd zijn. Een enkele hunebedsteen weegt duizenden kilo’s. De stenen zijn in de ijstijden met de gletsjers meegevoerd naar Drenthe. Volgens oude legenden zijn de hunebedden niet door mensen gebouwd, maar door reuzen. In Drenthe hebben veel meer hunebedden gestaan dan er nu nog te zien zijn. Vele zijn gesloopt en de stenen zijn gebruikt als grenssteen, fundament voor een kerk of dijkverzwaring rond de Zuiderzee. Ook zijn hunebedstenen in stukjes gehakt voor wegverharding.

De bouw
Hoe werd zo’n hunebed gebouwd? Helemaal zeker is dat niet, maar recente experimenten lieten zien dat met behulp van eenvoudige hulpmiddelen als rollers, sleden en hefbomen een flink aantal sterke mensen de stenen kon verslepen, een hunebed was oorspronkelijk bedekt met een ovale, aarden grafheuvel. Alleen de platte dekstenen waren zichtbaar. De doden werden in het hunebed neergelegd op een bodem van keitjes. Ze kregen van alles mee voor hun reis naar het hiernamaals: bekers, werktuigen, sieraden en mondvoorraad. Het gewelf werd dichtgestopt met kleine keien en keer op keer werden de doden van het dorp erin bijgezet. Waarschijnlijk bakenden ze ook het leefgebied af van de boerengemeenschap. Tijdens jouw fiets- of wandelvakantie kun je uitgebreid deze bijzondere staaltjes vakwerk bekijken van onze verre voorouders.

Esdorp

Ook esdorpen zijn typerend voor Drenthe. Vele eeuwen geleden ontstonden er dorpjes op kruispunten van wegen. Boeren bouwden hun huizen op een es, een zandkop in het landschap. De naam voor zo’n zandkop was afhankelijk van de streek. Hier noemde men hem ‘kamp’ vandaar kampsheide elders heette een es ‘horst’ of ‘berg’. Om de es heen lagen akkers waarop voedsel groeide, Daarbuiten lagen heidevelden waard schapen graasden.

Landgoed Kamps
In de middeleeuwen nam de bevolking snel toe en ontstonden er nieuwe nederzettingen. Eén zo’n nederzetting ontstond op de plek waar nu boerderij Kamps staat. Hier heeft naar alle waarschijnlijkheid het klooster ‘Maria in Campis’ gestaan. Boerderij Kamps is een prachtige hoeve uit 1642 met een vakwerkgevel. Sinds de negentiende eeuw maakt de boerderij deel uit van het landgoed Kamps, dat bescheiden van omvang is. Een deel van de es werd bebost. De houtwallen rondom moesten voorkomen dat hongerige schapen de bomen kapot knabbelden. In een van de groenlanden bij boerderij Kamps ligt een grafheuvel: de offerberg.

De heide

Drenthe is fameus om zijn heide. Toch zijn geen twee heidevelden hetzelfde. De variaties in flora en fauna, in ondergrond en vochtigheid, geven ieder heideveld een eigen sfeer en karakter. Kampsheide heeft iets mysterieus. De oude eiken en jeneverbessen maken meteen duidelijk dat het om een eeuwenoud natuurgebied gaat. Op de heide kun je, naast de jeneverbes, op sommige plaatsen de kleine zonnedauw en de moeraswolfsklauw treffen. In bosgedeeltes en bij houtwallen komen typische bosplanten voor als de koningsvaren, gewone salomonszegel en dalkruid. Hier kun je ook een opvallende broedvogel treffen: de gekraagde roodstaart.

Schapenmest
Herder is een ongewoon beroep in het moderne Nederland, omdat dit werk sinds de komst van de kunstmest eigenlijk niet meer nodig is. Voor die tijd was mest het belangrijkste product dat kuddes schapen opleverden. De boeren legden heideplaggen in de potstal waard de schapen de mest in de plaggen trapten. Als de laag te dik werd. Mestte de boer de stal uit. Deze ‘ruige mest’ hield de akkers vruchtbaar,
zodat er voedsel kon worden verbouwd. Toen de kunstmest zijn intrede deed, werden de schapen overbodig. Langzamerhand verdwenen de kuddes. Kunstmest maakte talloze heidevelden geschikt voor de landbouw. De heidevelden die overbleven groeiden dicht met gras omdat er geen schapen meer graasden. De stikstofrijke regen zorgde er bovendien voor dat het gras extra snel kon groeien. Gelukkig werd net op tijd onderkend dat met het verdwijnen van de heide een belangrijk stuk natuur en geschiedenis verloren zou gaan. Nu lopen de schapen dus weer over de heide. Soms met, soms zonder herder.

De schaapsherder
Het werk van de herder veranderde door de eeuwen heen nauwelijks. ‘s Morgens maakte de herder eerst een ronde langs ‘zijn’ boeren om te kijken of er zieke schapen waren. Zo rond half tien blies hij op zijn vingers of op zijn fluit. De boeren zetten de hokken open en de schapen liepen zelf naar de brink. Terwijl de schapen op de hei graasden, zat de herder te breien. De scheper of schaapherder vervulde een
bijzondere rol in het dorpsleven. Hij was in dienst van de gemeenschap, net als de dominee en de onderwijzer, en genoot veel aanzien. Als hij getrouwd was, woonde hij in de scheperij van het dorp. Een vrijgezelle scheper van het dorp woonde bij iedereen. Hij at en sliep nu eens bij de ene boer, dan weer bij de andere. Hoe meer schapen een boer had, hoe vaker de scheper langs kwam. Toch at de herder niet erg
gevarieerd: ‘De scheper komt vanavond, laten we pannekoeken eten’, werd er vaak gedacht…

Voorzichtig beheer
Kampsheide heeft een grote cultuurhistorische waarde en dat bemoeilijkt soms het beheer. Omdat de grond vol bodemschatten zit, kan de heide niet worden afgeplagd. Om vergrassing tegen te gaan, lopen er Drentse heideschapen op. Vaak is het een kudde rammen, die apart van de ooien worden gehouden tot de dektijd. Ook andere dieren, zoals eekhoorns en egels, kom je in dit gebied tegen.

De Gasterse Duinen
De Gasterse Duinen liggen vlakbij het dorpje Gasteren op een keileemrug. In het noorden lopen de beekdalen van de Drentse A en het Anloerdiepje. In het westen ligt een reeeks plassen en veentjes die waarschijnlijk ooit deel hebben uitgemaakt van de Drentse A. Aan het begin van de wandelroute over de Gasterse Duinen ligt een hunebed. De Hunebedbouwers leefden in de nieuwe steentijd, zo’n 3400 jaar
voor Christus. Zij woonden in vroege boerengemeenschappen, die bekend zijn om hun trechterbekers, een karakteristiek soort aardewerk met een trechtervormige hals. Deze bekers werden aan de doden meegegeven in hun graf en zijn gevonden in de hunebedden. Men spreekt daarom van de trechterbekercultuur.

Brede rijstrook 
Veel Drentse heidevelden zijn in het verleden veranderd in stuifzand. Dat kwam door grote kuddes schapen van soms wel duizend stuks en door het afplaggen. Ook de Gasterse Duinen zijn hierdoor ontstaan, al speelde hier ook iets anders mee. Toen er nog geen verharde wegen en bruggen waren, vormden de heidevelden de verkeersaders van noord naar zuid. Gasteren lag op de route van de zogeheten hessenwegen tussen Groningen en de Duitse Rijsteden. De karrensporen uit die tijd zijn nog steeds zichtbaar in het veld. Door het intensieve gebruik en de zanderige bodem raakten de sporen zo diep ingesleten dat paarden en wagens regelmatig vast kwamen te zitten. De wagens maakten daarom steeds nieuwe sporen, waardoor een ‘rijstrook’ ontstond van wel driehonderd meter breed. Vooral op luchtfoto’s is dit goed te zien.
Let er maar eens op wanneer je hier fietst of wandelt.

Ministuifduintjes
De stuifduinen van weleer zijn allang geen stuifduinen meer maar begroeid met heide. Toen het Drentse Landschap de Gasterse Duinen aankocht – met veel moeite, want het waren talloze kleine perceeltjes – was de heide enorm vergrast. Nu er Schoonebeker schapen en Schotse hooglanders grazen, is de heide weer teruggekomen. Ook plagt Het Drentse Landschap vergraste stukken af, zodat de grond snel verschraalt. Dit ziet er in het begin vreemd kaal uit, maar de heide en andere plantjes komen gauw terug. Als je op zo’n plek de begroeiing goed bekijkt, zie je dat tegen de plantjes aan ministuifduintjes ontstaan.

Bos, heide en veen
De Gasterse Duinen zijn heel gevarieerd, met bos, heide en veen. Door de vroegere stuifduinenzit er veel reliëf in het terrein. Op de lagergelegen vochtige delen staan prachtige veldjes dopheide. Hogerop groeit de struikheide. Ook kraaiheide is hier te ontdekken. Op het terrein groeien veel mossen. Vooral het grijze rendiermos is prachtig. Door het hoogteverschil zijn de vennetjes in eerste instantie aan het oog onttrokken en daardoor extra verrassend. Que begroeiing verschillen ze nogal van elkaar. Het Voorste Veen is tamelijk voedselrijk omdat er meststoffen inwaaien vanaf de landbouwgronden. Er groeit veel wilgenbos en riet. Het Achterste Veen is voedselarmer. Hier groeit veel gagel, die heerlijk ruikt als je een blaadje tussen je vingers stukwrijft.

Stroeten
In de Gasterse Duinen, langs het Achterste Veen liggen de ‘stroeten’, kleine met water gevulde kommetjes met langs de randen veenmos, veenbes, veenpluis en lavendelheide. De veentjes zijn aantrekkelijk voor watervogels als futen en talingen, maar ook voor kikkers en padden. Op de heide zelf komen de levendbarende hagedis en de heidekikker voor.

Het Drouwenerzand en het Hunzedal
Op een flank van de Hondsrug ligt het Drouwenerzand. Deze voormalige zandverstuiving laat nu alle stadia zien die van een zandvlakte een bos maken. De nu gekanaliseerde Hunze was ooit een flinke rivier die het overtollige water uit de venen en moerassen afvoerde naar zee. In het landbouwgebied aan weerszijde krijgt in de nabije toekomst de natuur een nieuwe kans.

Dorre zandzee
In de negentiende eeuw veranderde het Drouwenerzand van een heideveld in een zandverstuiving. Het gebied lag bovenop de Hondsrug waardoor het regenwater snel wegzakte en de bovengrond flink uitdroogde. Op de heide graasden zo’n dertienhonderd schapen, die de begroeiing flink uitdunden. Het heideveld werd ook steeds vaker afgeplagd voor de landbouw. Bovendien reed men veelvuldig met karren
en koetsen over het Drouwenerzand: het gebied lag precies op de belangrijke handelsroutes (hessenwegen) van de Duitse Rijnsteden naar Groningen. Het zand kwam los te liggen en werd door de wind over de vegetatie heen geblazen. Steeds meer begroeiing verstikte onder het zand. De zandkuilen werden groter en groter en er kwamen er steeds meer bij. De zandverstuiving breidde zich verder uit naar het oosten tot aan de weg tussen Borger en Gasselte. Hoe onherbergzaam het gebied toen was, valt op te maken uit een reisbeschrijving van drie heren die over de weg Borger-Gasselte reisden. Ze schreven: ‘Langs geboomte en heide, bereikten wij, Drouwen regts latende liggen, een dorre en doodsche zandzee, allerakeligst van een rei naakte duinen en belten doorsneden en ingesloten. ‘t Is hier zoo bar en ongezellig, dat er een groote mate van klokmoedigheid toe behoort, om niet van vrouwelijke angst en vreze aan elk zijner hoofdhairen een glinsterende zweetdruppel te zien hangen.’ Tot twee maal toe probeerde men het stuifzand te stoppen door grove dennen aan te planten. Pas de
tweede poging had blijvend succes.

Van zand naar bos
Van die grote zandwoestijn is nog maar een klein gedeelte over. Dreiging gaat er niet meer van uit. Wat bijzonder is aan het Drouwenerzand van tegenwoordig, is dat alle stadia te zien zijn die een zandverstuiving doorloopt voor deze weer begroeid is. Als eerste groeien er pioniers als buntgras en zandzegge op het zand. Al vrij snel ontwikkelen zich korstmossen. Daarna komen grassen en heide en vervolgens struiken en bomen. Dat al deze stadia nog te bewonderen zijn, komt door de Drentse heidschapen en de recreanten. Schapen en mensen lopen de kwetsbare korstmossen los, waardoor de begroeiing ter plekke verstoord wordt. Het ontstaansproces moet telkens opnieuw op gang komen, na iedere stap van mens of dier.

Het Hunzedal
Eens was de Hunze een machtige stroom aan de voet van de Hondsrug. De rivier werd gevormd in de voorlaatste ijstijd door de enorme smeltwatermassa’s die van de gletsjers afkwamen. Tijdens de laatste ijstijd, tienduizend jaar geleden, ontstonden de oeverwalen en de rivierduinen. Daartussendoor slingerde de Hunze. Op de oevers strekten moerasbosssen en venen zich uit. Eilanden, bevers, otters en kraanvogels voelden zich in dit ruige gebied thuis. De Hunze voerde overtollig water af van de veen- en moerasgebieden in Groningen en Drenthe naar zee. Anders dan andere beekdalen is het Hunzedal heel breed en open.

Ecologische Hoofdstructuur
In het noorden vormt de Hunze een geheel met het Zuidlaardermeer en de veenweidereservaten in de Gorechtpolders van Groningen. In het zuiden sluit de Hunze via het Foxholstermeer aan op het bronsgebied van de voormalige rivier de Fivel. Al deze gebieden samen vormen een
natuurverbindingsstrook door de verschillende regio’s en maken deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur in Nederland. Via deze natuurverbindingsstroken kunnen dieren veilig bij hun voedsel, hun overwinteringsplaats of hun soortgenoten komen.

Vooruitgang
Aan het einde van de negentiende eeuw voegde de mens zich nog grotendeels naar de natuur. De landbouw paste zich aan de mogelijkheden van het Hunzedal aan. Het beekdal bestond grotendeels uit natte hooilanden en moeraslanden waarop het vee liep te grazen. Het gebied zag bij tijd en wijle geel van de dotterbloemen en er stond veel zegge. In de jaren vijftig waren ooievaars en zwarte sternen hier nog ‘gewone’ vogels. Maar sinds die tijd is er flink gesleuteld aan het dal. De bochten zijn uit de Hunze gehaald. Ruilverkaveling vond plaats, waardoor de akkers groter en rechter werden. Twintig jaar later was het Hunzedal een grootschalig landbouwgebied. Van natuur was alleen nog sprake aan de slootkanten en rond enkele oude bochten in de rivier die gespaard waren gebleven.

Natuurlijke waterhuishouding
Daarin gaat gelukkig verandering komen. Aan het eind van de jaren tachtig drong in Nederland steeds meer het besef door dat de weinige natuur die we nog over hadden, beschermd moest worden. Natuurbeschermings- en ontwikkelingsorganisaties kregen meer en meer de kans om de handen uit de mouwen te steken. In 1995 presenteerden Het Drentse en Gronings Landschap samen met het Wereldnatuurfonds hun natuurontwikkelingsvisie voor het Hunzedal. Het bijzondere van het Hunzedal is dat het natuurlijke grondwatersysteem nog intact is. Door de hoge ligging van de Hondsrug was het in het verleden niet nodig om daar sloten ten behoeve van de landbouw aan te leggen. Van oudsher zakt de regen die op de Hondsrug valt naar het grondwater weg. Het grondwater stroomt naar het Hunzedal en komt daar als kalkhoudend grondwater (kwel) weer boven. Dit intacte grondwatersysteem biedt goede mogelijkheden om de natuur in het Hunzedal te herstellen en ontwikkelen.

De Duunsche landen
De Duunsche landen zijn een mooi voorbeeld van een rivierduin. Oorspronkelijk had het duin de vorm van een sikkel, reden waarom het ‘paraboolduin’ werd genoemd. In de Duunsche landen zijn houtwallen, bloemrijke graslanden en een oud eikenbosje te vinden. Er komen broed en weidevogels voor en tijdens de herfsttrek zijn er regenwulpen en goudplevieren. Kleine zwanen en blauwe kiekendieven overwinteren hier. Wie geluk heeft ziet reeën, hermelijnen, konijnen, steenmarters of vleermuizen.

Een fiets- of wandelvakantie in de provincie Drenthe is erg populair. Dat is niet voor niets. 

Zin in een fietsvakantie of wandelvakantie in Drenthe?